De twee kanten van de fleecetrui
alinea 1
Wonderlijk dat milieubewuste mensen fleece hebben omarmd,
vindt Frank Meester. Ja, er worden petflessen voor gerecycled. Maar daarna
draagt je trui enorm bij aan de plastic soep.
alinea 2
Als er voor mij iets symbool staat voor de lelijkheid en
verwerpelijkheid van onze wegwerpmaatschappij dan is het de fleecetrui. Ze past
in het rijtje van verweerde vaalgroene uitpuilende plastic prullenbakken, de
vergeelde kunststofplaten waarmee kantoorgebouwen worden afgewerkt, grachten
waarin de hoeken zich vullen met opgehoopt zwerfafval of bruinig afbrokkelend
piepschuim op het strand.
alinea 3
Oké, ik moet erkennen dat fleece mij aanvankelijk
helemaal niet was opgevallen, terwijl deze stof toch al sinds de jaren negentig
bezig is met een gestage opmars. Dat is misschien juist wel het verraderlijke
van fleece, het is een tamelijk onopvallend en smoezelig goedje dat daardoor
ongemerkt je horizon vervuilt. Ik werd me pas vijf of zes jaar geleden bewust
van de onnadrukkelijke alomtegenwoordigheid van fleece. Het was een mooie,
koude lenteochtend en ik maakte een wandeling met een vriend. Ik had een
donkerblauwe wollen schipperstrui aan. Nu het nog koud was, had ik de rits tot
voorbij mijn kin dichtgetrokken en als het later op de dag wat warmer was, kon
ik die opendoen. Als praktisch aangelegde romanticus was ik daarom bijzonder
content met de keuze voor deze trui. Mijn vriend droeg een vaalblauwe sweater,
afgezet met een paarse bies, van een onbestemd materiaal. Toen ik hem tussen neus
en lippen door naar zijn trui vroeg, vertelde hij dat het fleece heette en hij
begon enthousiast alle voordelen ervan op te sommen. Het ventileerde als het
warm was en isoleerde wanneer je het koud had. Het kon bovendien perfect zweet
afvoeren. Het nam zelf geen water op en bood daarom als het nat was toch nog
bescherming. En het allerbelangrijkste van deze stof was dat hij volledig van
plastic restafval was gemaakt.
Tegen zo veel voordelen wist ik op dat moment niet veel
meer in te brengen dan dat ik hem ondanks alles niet zo mooi vond. Mijn vriend
lachte mijn bezwaar vriendelijk weg. In het bos zouden we nauwelijks mensen
tegenkomen, dus waarom zou hij mooi willen zijn? De bomen, de konijnen en de
reeën zou het in ieder geval niets kunnen schelen. De fleecetrui, net als het
windjack en de afritsbroek, lijkt je inderdaad toe te schreeuwen: we zijn er
niet voor de mooi, alleen voor de praktisch.
Hoewel fleece Engels is
voor vacht heeft de stof op het eerste gezicht natuurlijk niets weg van zo'n
zelfreinigend, waterafstotend, prachtig glimmend, superzacht omhulsel als de
dierlijke vacht. Dat Friedrich Nietzsche op het idee kwam de mens een
Mangelwesen te noemen - een onaf dier dat zijn rede nodig heeft om zijn
lichamelijke gebreken ten opzichte van de andere dieren te verdoezelen - komt
waarschijnlijk precies doordat wij het met zo'n kale huid moeten doen.
alinea 6
Toen ik als kind onze poes aaide, was ik er al jaloers
op. Ze hoefde zich niet aan en uit te kleden, toch was ze altijd omgeven door
iets dat haar 's zomers isoleerde tegen de warmte en in de winter juist tegen
de kou. Gelukkig hebben wij ons verstand dat ons in staat stelt om een list te
verzinnen: een kunstvacht om onze natuurlijke naaktheid te verhullen. En zo
zijn we uiteindelijk dus op het briljante idee gekomen om fleece te maken. Maar
is dat wel zo briljant?
Het zogenaamde eco-fleece
is volledig gemaakt van ingezamelde petflessen. In petflessen worden
frisdranken en water verkocht. PET staat voor polyethyleentereftalaat, dat van
olie wordt gemaakt. Als je fleece draagt, loop je dus in de olie. De petflessen
worden gemalen en gesmolten om er vervolgens lange fiberdraden van te kunnen
trekken. En van die draden weef je een trui of een vest. Door deze vervolgens te
warm te wassen, krimpt hij en ontstaat de typische textuur van fleece.
Zo lijkt de mens een waardeloos vervuilend restproduct op
ingenieuze wijze te hebben getransformeerd in een hoogwaardig eindproduct. Dus,
zou je zeggen, fleece is niet alleen een stof waarmee we onze naaktheid kunnen
verhullen, het is ook nog eens een slim uitgedokterde manier om van ons plastic
afval af te komen.
Vandaar waarschijnlijk die wonderlijke paradox:
milieubewuste mensen die verder vooral natuurlijke producten kopen bij
biologische supermarkten, lopen opvallend vaak in plastic truien door de natuur
te banjeren. En niet alleen daar dragen ze fleece. Ook in het openbaar vervoer,
op beurzen, in bioscoopzalen of tijdens concerten. Mensen lijken zelfs trots op
hun fleece.
Het praktische lijkt het van het schone te winnen. Al is
het de vraag of die twee werkelijk zo ver uit elkaar liggen als de
fleecetruidragers ons willen doen geloven. Natuurlijk, als je een nacht alleen
in de kou moet doorbrengen, is het belangrijker dat de deken waaronder je ligt
warm is dan mooi. Toch is zelfs iemand die in z'n eentje is, zich nog altijd
wel op de een of andere manier bewust van hoe hij eruitziet.
De Duitse filosoof Helmuth
Plessner noemt de mens een excentrisch wezen, een wezen dat in staat is om
buiten zijn centrum te gaan staan en zichzelf van een afstandje gade te slaan.
Bedenk daarbij dat we onze kleding om meer redenen dragen dan alleen de
bescherming tegen de kou. We proberen er ook mee te laten zien bij wie we
willen horen en bij wie niet, of waar we voor staan en waarvoor niet. Soms heel
nadrukkelijk, zoals met het bedrukte T-shirt, soms wat minder, zoals met de
fleecetrui.
En wat praktisch begint,
wordt onherroepelijk ook een stijl. Denk aan UGG-laarzen. UGG komt van ugly.
Lelijk, maar wel lekker warm en comfortabel: een schapenvacht die om je voet
past met een zool eronder. Deze laarzen zijn uitgegroeid tot zeer gewild,
modisch schoeisel. Of je het nu wilt of niet, met je kleding draag je een stijl
uit waarmee je iets zegt. Wat willen de fleecetruidragers ons zeggen? Toen ik
het aan mijn wandelvriend vroeg, antwoordde hij: "Niets. Want ik geef niet
zo veel om kleding." Met het dragen van de fleecetrui zei hij dus in elk geval
dat uiterlijke opsmuk hem niet zo interesseert. Hij is met belangrijkere zaken
bezig.
Als we het milieu ermee kunnen redden, al is het maar een
beetje, zou ik mijn schipperstrui direct verruilen voor een fleecejack. Maar
dat is echt de vraag. Want er is niet alleen een plastic soep, er is ook nog
eens een 'plastic bouillon', zoals Heather Leslie van het Instituut voor
Milieuvraagstukken het noemt: minieme plastic deeltjes die niet alleen in de
Stille Oceaan drijven, maar letterlijk overal zijn. Ze blijken in het begin van
de voedselketen te zitten, in zoöplankton, en dus in de rest van de keten, ook
in ons. Mens en dier zijn in staat om deze zeer fijne microplastics op te nemen
in hun weefsel en lichaamsvocht. Wat de effecten voor de gezondheid precies zijn,
is nog onduidelijk.
En waar komt dat microplastic vandaan? Het komt van de
grotere stukken plastic die verweren en uiteenvallen, van shampoos, crèmes en
andere schoonheidsproducten waar fabrikanten minieme plastic deeltjes in
verwerken, van autobanden en schoenzolen, en, je raadt het al, niet in de
laatste plaats van fleece. Wanneer je beweegt in je fleecetrui, komen door de
wrijving minieme deeltjes vrij, maar vooral tijdens het draaien van een
wasbeurt schuren er grote hoeveelheden van die microscopische plastic vezeltjes
los die vervolgens via de afvoer van je wasmachine in het milieu terechtkomen.
Fleece is echt overal. We dragen het, we drinken het, we eten het en het is in
alles om ons heen, in de dieren, in de bossen.
Fleece is dus niet alleen een oplossing voor het
probleem, het is er ook een oorzaak van. Daarbij is volgens Heather Leslie die
fleece-oplossing ook nog eens bijzonder omslachtig. Lege petflessen kun je veel
beter gebruiken om weer te vullen in plaats van ze te versnipperen, om te
smelten, er draden van te trekken, die te weven tot een trui en die te heet te
wassen. Dat scheelt een ingewikkeld, relatief duur, vervuilend proces en de
flessen geven ook nog eens minder microplastics af bij gebruik dan
fleecekleding doet. Het is duidelijk, we moeten van die fleece af. We zullen
alleen nog heel wat denkkracht nodig hebben om dit ingenieuze niet-biologisch
afbreekbare product van de menselijke geest weer kwijt te raken. In elk geval
is een schipperstrui van Nederlandse schapenwol niet zo'n gek alternatief.